categorie-archief: taalefficiëntie

Die of dat? Het is me wat

Een paar weken geleden stuurde Taalpraatlezer Ineke dit bericht: “De laatste tijd valt me steeds vaker op dat die (en deze, hem enz.) wordt gebruikt om te verwijzen naar een het-woord, bijv. het meisje die, het kind die enz. Mijn studerende dochters hebben hier helaas een handje van, maar bijvoorbeeld op het NOS Journaal hoor ik het soms ook. Is dit een trend die jij herkent?” Het is moeilijk om te bepalen of het een trend is, maar dat die geregeld wordt gebruikt waar dat had moeten staan, is wel duidelijk.

lees verder

Vage tijden

“Ik ben de komende periode afwezig. Vanaf 21 oktober ben ik weer aan het werk.” Dit out-of-officebericht ontving ik vorige week in mijn mailbox. Wat is dat: “de komende periode”? Zonder de informatie in de tweede zin heb je geen idee over welke periode het gaat. Het is zo’n uitdrukking waar je helemaal niets aan hebt. De komende periode is vaag en overbodig. Net als sommige andere tijdsaanduidingen.

lees verder

Eponiem

Weet jij wat een eponiem is? Misschien heb je het begrip ooit geleerd op de middelbare school. Zo ja, dan zit het nog wel ergens in je langetermijngeheugen. Maar weet je nog wat het betekent? Als je een woord zelden of nooit gebruikt, vervaagt de betekenis. En wat doe je nou als je een tekst schrijft en je wilt eponiem gebruiken? Hoe voorkom je dan dat je lezers afhaken of de betekenis van het woord moeten opzoeken?

lees verder