Als wij Nederlanders een krantenkop lezen zoals ‘Remkes voorstander vuurwerkverbod’, of ‘Geen alternatief atoomdeal Iran’, of ‘Einde impeachment-pauze Pelosi’ (alle drie uit De Telegraaf) begrijpen we de bedoeling meteen, ondanks dat er allerlei woorden uit ontbreken, zoals werkwoorden (Remkes is voorstander; Er is geen alternatief; Er komt een einde), lidwoorden (een vuurwerkverbod; de atoomdeal; de impeachment-pauze) en voorzetsels (voorstander van vuurwerkverbod; alternatief voor atoomdeal; eind aan impeachment-pauze). Ook op andere plaatsen waar de tekst zo kort mogelijk moet zijn, zoals op borden in de openbare ruimte en in tabellen, worden lidwoorden en voorzetsels vaak weggelaten: ‘Ingang invaliden’, ‘Tarieven bezorging’, etc. Vroeger noemden we dit ‘telegramstijl’, en het levert gewoonlijk geen problemen op. Maar soms leidt het onbedoeld tot vreemde of onduidelijke teksten.