Woorden schieten tekort

“Aan het einde van de basisschool hebben leerlingen gemiddeld een woordenschat van 27.000 woorden, terwijl een volwassene gemiddeld een passieve woordenschat heeft van 42.000 woorden.” Dat lees ik op bladzijde 60 van de prachtige Atlas van de Nederlandse Taal. Met die 42.000 woorden kom je een heel eind in het leven, maar zodra het een beetje technisch wordt, ben je gezien.

Onbekende begrippen
Vorige week was ik vanwege een lekkage bij onze buren in gesprek met een paar knappe probleemoplossers. Die mannen kennen allerlei technische begrippen die ik met geen mogelijkheid uit mijn gemiddelde woordenschat van 42.000 woorden kan opdiepen, waardoor het gesprek soms wel wat toelichting vergde. In een verslag dat een van de mannen achteraf schreef, staat bijvoorbeeld “De oude dakbedekking loopt vanuit de kim door tot aan bovenkant multiplex waardoor hier geen water doorheen kan lekken. De volgende mogelijkheid was dat het water lekte door de gaten van de voetplaat van de baluster door de multiplex heen tot op de beton.”

Kim en baluster
Bij een kim denk ik in eerste instantie aan de ‘horizon’, maar die betekenis past niet echt in de context. Het blijkt om een ‘opstaande rand’ te gaan, een betekenis die je met de beste wil niet in de Dikke Van Dale kunt vinden. In de tweede zin is sprake van een baluster, een woord dat wel in Van Dale staat (‘stijl, kleine zuil, kolommetje van een balustrade’), inclusief een verhelderende illustratie. Ik vond het al knap dat ik het woord voetplaat begreep, want in een gesprek dat ik een paar weken geleden met iemand over de dezelfde lekkage had, kon ik dat woord al niet produceren. Ik had het over een voetje (redelijk dicht bij voetplaat, vind ik zelf) en een steuntje. Verder kwam ik toen niet.

30.000 woorden
Dat ik voetplaat niet direct kon produceren, is op zich niet zo vreemd. “De actieve woordenschat, die woordenschat die een moedertaalspreker daadwerkelijk gebruikt, is veel kleiner: een volwassene met een redelijk opleidingsniveau beschikt actief over zo’n 30.000 woorden.” Dat staat ook in de Atlas van de Nederlandse Taal. Elke taalgebruiker herkent dus meer woorden dan hij of zij zelf actief kan produceren. En actief produceren betekent dan nog niet automatisch dat je het in de juiste context kunt produceren. Ik kende het woord wel en heb het waarschijnlijk ook eerder wel gezegd of geschreven, maar ik kon het vorige week niet zo maar uit mijn geheugen vissen en in de context van een balustrade (of baluster) toepassen.

Vaktaal
Zo zie je maar dat iedere taalgebruiker woorden kent die niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn. En woorden als kim en baluster laten zien hoe handig vaktaal is. Voor de technische mannen die bij onze buren waren, zijn de twee begrippen superhandig. Aan hen hoef je niet uit te leggen wat ze betekenen. Sterker nog, voor hen zijn het efficiënte woorden, omdat ze die uitleg juist niet nodig hebben. Voor mij was dat wel nodig.

5 reacties op Woorden schieten tekort

  1. Annelies Steenbrink zegt

    Heel herkenbaar! Soms vertaal ik offertes voor een klant die Verenigingen van Eigenaren bijstaat. Offertes van loodgieters en aannemers. Goed dat er technische woordenboeken zijn en zelfs dan kom ik er niet altijd uit… en dan hebben we het nog niet eens over afkortingen, zoals HWA hemelwaterafvoer.

  2. Linda Seewald zegt

    Even wat anders:

    Wat betekent ‘gezien’ in onderstaande zin:

    Met die 42.000 woorden kom je een heel eind in het leven, maar zodra het een beetje technisch wordt, ben je gezien.

    Ik ken dit gebruik niet.

  3. Jan klerkx zegt

    Ik moet denken aan mijn favoriete definitie uit Van Dale, die van de ‘onderkimweger: zware plank, meestal van slechts één breedte, die op enige afstand beneden de kimweger, op de binnenkant van de inhouten ligt en zich aan weerszijden over de gehele lengte van het schip uitstrekt op de vergaring van de halve wrangen en onderbuikstukken.’ Helder toch?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *