Wie kan er nog ontleden?

“Alarmerende daling kennis van grammatica bij scholieren”, zo kopte nos.nl woensdag 28 augustus. “De kennis van zinsontleding en -functies onder eindexamenscholieren in Nederland en Vlaanderen is de afgelopen tien jaar flink achteruitgegaan.”

Dalende grammaticakennis
Het gaat hierbij om een herhalingsonderzoek van onderzoekers van de Universiteit Gent naar de kennis van spelling en grammatica onder 362 Vlaamse en Nederlandse leerlingen in het laatste jaar van het voortgezet onderwijs. “De test peilde naar de spelling van woorden en werkwoorden, en
de benoeming van woordsoorten en zinsfuncties”, zo staat er in de samenvatting van het onderzoeksverslag. De onderzoekers komen tot de conclusie dat vooral Nederlandse leerlingen moeite hebben met zinsontleding. En verder: “… vanuit het onderwijsveld komen er inderdaad signalen dat het algemene taalniveau van leerlingen achteruitgaat”. Wat betekent de teloorgang van zinsontleding voor het gebruik van het Nederlands? En heeft dit gevolgen voor de verwerving van vreemde talen?

Gevolgen voor het Nederlands
Wat betreft de eerste vraag: is er een verband tussen het gebrek aan ontleedkennis en –vaardigheid enerzijds en de kwaliteit van de geschreven en gesproken taal (“het algemene taalniveau”) anderzijds? Zijn jongeren hun moedertaal slechter gaan spreken en schrijven? En dan gaat het mij niet om bijvoorbeeld het gebruik van meer Engelse woorden, maar om de kwaliteit en complexiteit van de zinnen. Dat zou ik wel willen weten. Interessant in het onderzoek is dat er onderscheid is gemaakt naar leerlingen die wel en geen Latijn in hun vakkenpakket hebben. En wat blijkt: ook leerlingen met Latijn kunnen in vergelijking met tien jaar geleden minder goed ontleden. De daling van de kennis van grammatica gaat dus op alle onderwijsniveaus achteruit.

Gevolgen voor vreemde talen
Als je een vreemde taal leert of doceert, kom je al snel begrippen als onderwerp, lijdend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde tegen. Maar als scholieren niet meer kunnen ontleden en niet weten wat die begrippen inhouden, is het misschien ook moeilijker om een vreemde taal te leren. Of toch niet?

Al meer dan 25 jaar ben ik betrokken bij de ontwikkeling van leergangen Engels voor het voortgezet onderwijs, op dit moment voor uitgeverij Blink. Telkens weer is de discussie welke grammatica en hoeveel grammatica er in de leergang moet komen. En telkens is de uitkomst hetzelfde: het liefst de bekende onderwerpen en het liefst zo veel mogelijk oefeningen. Omdat docenten dat zo graag willen. Ik heb zo’n vermoeden (maar zeker weten doe ik het niet), dat het bij het vak Nederlands niet veel anders is. Hoe kan de kennis van woordsoorten en zinsfuncties bij aanhoudende aandacht voor grammatica op school dan toch achteruitgaan? Bij Engels wordt er in ieder geval nog steeds veel tijd aan grammatica besteed. Dat weet ik, omdat ik dat zie op de scholen waar ik kom. Heeft de tijd die er aan grammatica besteed wordt, dan geen positief effect? Is al die moeite dan voor niets?

Terug naar school
Als ik dan toch veel vragen stel, kan ik er ook nog wel een paar aan u stellen:

* Wat vindt u van de achteruitgang van de kennis van ontleden bij scholieren?
* Hoeveel weet u zelf nog van woordsoorten en zinsontleding?
* Wat is volgens u het nut van het leren van zinsontleding?
* Welk profijt hebt u zelf gehad van het kunnen ontleden van zinnen?

Ik ben heel benieuwd naar uw reacties.

6 reacties op Wie kan er nog ontleden?

  1. Jan Bakker zegt

    Ik zou graag zelf zo’n test willen doen om te kijken of ikzelf mijn veronderstelde goede niveau nog wel haal…

  2. Marcel Lemmens zegt

    Goed idee, maar helaas zit de enquête zelf niet in het onderzoeksverslag. Misschien dat u die zou kunnen opvragen bij de twee onderzoekers van de Universiteit Gent: Judit De Vilder en Filip Devos. Hun e-mailadressen staan onder aan het verslag, dat u kunt openen via de link van nos.nl.

  3. Jan Klerkx zegt

    Dit is natuurlijk al een heel oude kwestie: helpt het expliciet behandelen van grammatica bij het verhogen van de taalvaardigheid, bij het moedertaalonderwijs of het vreemdetaalonderwijs? Daarover wordt al decennia lang gediscussieerd en onderzoek gedaan, zonder definitief antwoord voor zover ik weet. Zelf vind ik het fijn dat ik zinsontleding heb geleerd, en vind ik grammatica zeer interessant, maar of dat mijn taalvaardigheid heeft bevorderd, dat zou ik niet durven zeggen.

  4. Meritha Paul-van Voorden zegt

    Volgens mij is het onontbeerlijk om bij het leren van (een vreemde) taal minimaal de basis van zinsontleding te beheersen. Ik merk bij mijn cursisten en studenten Nederlands dat zij die een beetje verstand van zinsontleding hebben, er minder moeite mee hebben om sneller correcte Nederlandse zinnen te formuleren. Ik heb het dan over een eenvoudig begrip als bijvoorbeeld de persoonsvorm dat nuttig is bij het vormen van zinnen met de voegwoorden omdat en want.
    Dat ik zinsontleding geleerd heb, komt beslist mijn taalvaardigheid ten goede en helpt mij bij het schrijven en sowieso bij het lesgeven.

  5. Lilian Overkamp zegt

    Bij mijn taaltrainingen Engels aan volwassenen heb ik gemerkt dat ze graag op grammatica terugvallen als een houvast. De grammatica is dan wèl beperkt tot het meest noodzakelijke (basistermen en tijden) en aan hun eigen werkpraktijk gelinkt. In een taaltraining waarin ik – als experiment – grammatica niet expliciet doceerde, produceerden de cursisten duidelijk stroevere taal en vroegen ze op een gegeven moment zelf om expliciete uitleg. Kortom, volgens mij is een basiskennis onontbeerlijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *