Het gebruik van er is niet alleen voor niet-moedertaalsprekers Nederlands heel ingewikkeld, maar ook voor moedertaalsprekers. Waar het bij niet-moedertaalsprekers vooral gaat om de vraag “Wel of geen er?”, gaat het bij moedertaalsprekers met name om de vraag “Los of vast?” Vorige week kreeg ik een uitnodiging voor een evenement en daarin stond dit: “We kijken er naar uit om je daar te verwelkomen.” Volgens de regels had dat ernaar en niet er naar moeten zijn. Hoe zit dat nou? Wat zijn de regels?