categorie-archief: taalefficiëntie

Van coronavirus naar corona

“Voor 80-plussers met corona is de ic eigenlijk al geen optie meer”. Deze kop stond 29 maart boven een stuk op de website van de Volkskrant. Twee dingen vallen hierbij op, beide eerder opgemerkt in reacties op het Taalpraatblog van twee weken geleden (Coronataal): er staat corona in plaats van het coronavirus en eigenlijk zou het niet corona (het virus) maar COVID-19 (de ziekte) moeten zijn. Voor Taalpraat is de volgende vraag interessant: waar komt die korte vorm vandaan?

lees verder

Openbaar Ministerie of OM?

NS, Nasa, KNVB, ING. Het zijn zogeheten acroniemen, of letterwoorden: afkortingen die als echt woord fungeren en die vloeiend worden uitgesproken. Zo staat het in Van Dale. Afkortingen en acroniemen zijn handig omdat ze tijd en ruimte besparen. Dat wil zeggen als iedereen ook weet wat ze betekenen. Anders moet je ze uitleggen of voluit schrijven. Maar soms kun je ook vraagtekens plaatsen bij het gebruik. Een specifiek geval is het gebruik van OM in een Volkskrantartikel dat ik onlangs las.

lees verder

Daar kijk ik van op

Van Dale is er tolerant over, maar ik raak iedere keer weer in verwarring als mensen tegen iets opkijken als ze tegen iets opzien bedoelen. Sportverslaggever Martin Hersman had het onlangs tijdens het WK Sprint (schaatsen) over de moeilijke tweede binnenbocht op de 1000 meter. Alle schaatsers “kijken ertegen op”, zei hij. Klopt dat wel?

lees verder