Het gebruik van doen in zinnen als “Doe jij de deur even sluiten” wordt door menigeen afgekeurd. Toch is het de moeite waard om deze toepassing van doen serieus te nemen. Ik deed dat al in een artikel in het maandblad Onze Taal in 1991. Ludmilla Coornstra schreef voor een recent nummer van hetzelfde blad (nummer 2, 2025) ook een analyse over dit onderwerp. Aan beide beschrijvingen van het gebruik van doen wil ik iets toevoegen.
Geen eenduidige functie?
Coornstra noemt twee mogelijke verklaringen voor het gebruik van doen als hulpwerkwoord. Ten eerste schrijft ze dat “doen kan aangeven dat je iets met een bepaalde regelmaat doet”. Een voorbeeld dat ze geeft, is “Ik doe Russisch leren.” Deze verklaring vind je ook in de Algemene Nederlandse Spraakkunst. Haar tweede verklaring is deze: “Een andere reden om doen te gebruiken heeft niet zozeer met de betekenis te maken, maar met de vorm – zeker in de spreektaal. Door doen als een soort jokerwoord aan het begin van je zin te zetten, schuift het betekenisvolle werkwoord door naar het einde van de zin.” Daar ben ik het helemaal mee eens. Toch sluit Coornstra haar artikel af met: “een eenduidige functie van doen als hulpwerkwoord lijkt er niet te zijn.” Kijk, dat vind ik nou jammer.
Doendenken
In mijn artikel in Onze Taal uit 1991 (en in mijn bundel Tot straks, na de reclame!) laat ik zien dat het gebruik van het hulpwerkwoord doen in zinnetjes als “Doe jij dat even intypen” wel degelijk een aantoonbare functie heeft. Ik citeer mezelf: “Aan het begin van een gebiedende wijs fungeert [doen] als een soort aandachtstrekker; het zorgt ervoor dat iemand echt naar je luistert op het moment dat je het belangrijkste woord uitspreekt.” Als je het betekenisvolle werkwoord aan het einde van de zin plaatst, in het voorbeeld is dat intypen, krijgt het meer nadruk. In het artikel beschrijf ik nog een ander gebruik van doen, maar daar ga ik hier nu op in. We gaan eerst fietsen.
Nog meer aandacht
Dat doen een aandachtstrekker en versterker is, blijkt uit nog een andere constructie die ik vorige week op een fietsknooppuntenkaart in ’s-Hertogenbosch zag: “Fietsen doe je in Brabant!” Zie je wat hier gebeurt? Door het gebruik van het hulpwerkwoord doen kun je het hele werkwoord fietsen aan het begin van de zin zetten, waardoor juist dat werkwoord veel nadruk krijgt. Maar er is een tweede voordeel. De vooropplaatsing werkt niet alleen versterkend voor fietsen, maar biedt ook de mogelijkheid om in Brabant aan het einde van het zinnetje te zetten en ook die woorden nadruk te geven. En daarmee heb je precies de accenten die je wilt hebben.
Deze vorm van functionele aandachttrekkerij met doen komt vaker voor, met name in titels en kopjes. Een kleine zoektocht op internet leverde de volgende voorbeelden op: “Lekker eten doe je met je mond open”, “Opvoeden doen we samen” en “Scheiden doet u bij de notaris!”
Patroon
Zo zie je maar dat je niet te snel moet oordelen dat iets ‘fout’ is. Achter veel veelgemaakte ‘fouten’ schuilt een patroon en een betekenis. Of je die ‘fouten’ in alle gevallen accepteert, is een andere kwestie.
Ik ben opgevoed met ‘Doe die deur dichtdoen.’ Ik dacht altijd dat het een invloed van het Maleis was (de taal uit de jeugd van mijn vader), maar heb ook eigenlijk geen idee hoe die invloed dan in elkaar zou zitten.
Ik heb het nooit als ‘fout’ gevoeld, daar is het te leuk en te vertrouwd voor. Familietaal kan natuurlijk ook nooit fout zijn.
Bij “Fietsen doe je in Brabant” denk ik: Hoezo, wij doen ook fietsen in Limburg hoor!
Met andere woorden, voor mijn gevoel houdt het een beperking in: fietsen doe je alleen maar in Brabant. En opvoeden doen we altijd samen. Enz.