Soms nemen woorden een bijzondere afslag. Neem kwijtraken. Maandag 7 oktober stond op nos.nl een bericht naar aanleiding van het overlijden van het 18-jarige Zwitserse talent Muriel Furrer tijdens het WK wielrennen voor junioren. “Volgens de Zwitserse krant Blick lag Furrer anderhalf uur lang onopgemerkt langs het parcours en kreeg ze pas medische hulp na de koers. Ze overleed een dag later aan haar verwondingen.” Mathieu Heijboer van de Nederlandse wielerploeg Visma-Lease a Bike zei hierover: “Het is volstrekt onaanvaardbaar dat mensen kwijtraken in een koers.” Vind jij dit ook een vreemde zin?
Kwijtgeraakt
Kwijtraken is een zogeheten overgankelijk werkwoord. Dit betekent dat het een lijdend voorwerp nodig heeft en dat je dus ‘iets’ of ‘iemand’ kwijtraakt. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “Ik ben mijn telefoon kwijtgeraakt”. Van zo’n zin met een lijdend voorwerp kun je ook een lijdende vorm maken: “Mijn telefoon is kwijtgeraakt.” Dan hoef je niet te zeggen wie de veroorzaker van het kwijtraken is. Best handig, zeker als je dat zelf bent.
Terug naar het voorbeeld in de inleiding. Kun je zeggen dat “mensen kwijtraken”? Of bijvoorbeeld: “Onze hond raakt iedere keer kwijt”? Er is geen lijdend voorwerp en er is ook geen sprake van een lijdende vorm. Mensen en onze hond zijn het onderwerp, waardoor kwijtraken als onovergankelijk werkwoord wordt gebruikt. Dat is ongebruikelijk, maar blijkbaar had Mathieu Heijboer daar geen boodschap aan.
Trend
Het flexibel gebruik van het werkwoord kwijtraken past in een trend die al decennia gaande is: er zijn veel werkwoorden waarvan in de loop der tijd het gebruik is veranderd. Denk aan wijzigen (“Onze tarieven wijzigen” in plaats van “Onze tarieven veranderen” of “Wij wijzigen onze tarieven”), missen (“Er mist iets” in plaats van “Er ontbreekt iets”) en irriteren ( “Dit irriteert me” in plaats van “Dit stoort me” en “Ik irriteer me eraan” in plaats van “Ik stoor me eraan”).
Een soortgelijke trend zie je in het afnemend gebruik van zich bij wederkerende werkwoorden. Tijdens het NOS Journaal van 30 september hoorde ik bijvoorbeeld de volgende twee zinnen in respectievelijk een verslag over de aanvallen van Israël op Libanon en een reportage over China:
- Na aanvallen vanuit de lucht verplaatst de strijd vermoedelijk snel naar de grond.
- We staan hier nu op de Goba-markt waar elke dag honderden arbeiders verzamelen om een baan te vinden.
Bij verplaatsen en verzamelen ontbreekt zich. Of moet ik zeggen: bij verplaatsen en verzamelen mist zich? Of: bij verplaatsen en verzamelen is zich kwijtgeraakt? Met onze taal kun je alle kanten op.
Er heeft ZICH zondag een leuk gesprek ontwikkeld.
Met uitZICHt…zeer inZICHtelijk…
Zou Mathieu Heijboer gedacht hebben: ‘kwijtraken’, ‘zoekraken’ of ‘wegraken’, maakt allemaal niet uit; ik kies ‘kwijtraken’ dit keer? Weet hij veel – waarschijnlijk – wat een overgankelijk werkwoord is, en welke werkwoorden dat wel of niet zijn?
Het klinkt wel heel slordig, mensen kwijtraken, en dat was het ook. Misschien wilde hij dat gevoel uitdrukken.
Ik vermoed dat niemand spontaan denkt “Is dit een overgankelijk werkwoord?”, Astrid. Zo werkt taalproductie niet. Wat opvalt, is dat ‘kwijtraken’ is gebruikt op een manier die tegen de intuïtie van de meeste Nederlandstaligen in gaat (en dat dit ook wordt opgeschreven in een nieuwsbericht). Net zoals het opvallend is, dat veel Nederlanders tegenwoordig een andere intuïtie hebben over het gebruik van bijvoorbeeld ‘missen’, ‘wijzigen’, ‘irriteren’ en sommige wederkerende werkwoorden.