Reuring in het kabinet en het parlement vorige week, vooral over migratie en over dierenleed. “Dit soort dingen zorgen steeds weer voor gedoe in de coalitie”, aldus politiek commentator Xander van der Wulp vorige week woensdag tijdens het achtuurjournaal van de NOS. Ja, er is heel veel gedoe. Overal en altijd. Niet alleen in de politiek. Iedereen heeft met gedoe te maken. Gedoe is niets bijzonders, maar het woord gedoe wel, als je erover nadenkt.
Structuur
Gedoe is een combinatie van het voorvoegsel ge- + de stam van het werkwoord doen. Deze structuur zie je terug in ‘ge’-woorden als gezeur, gezeik, gelul, geklaag, geneuzel, gejeremieer, gezanik, gemopper en gewauwel, die zijn afgeleid van zeuren, zeiken, lullen, klagen, neuzelen, jeremiëren, zaniken, mopperen en wauwelen. Wat deze woorden gemeen hebben, is hun vorm en hun negatieve lading. Ook gedoe is nooit positief bedoeld. Kijk maar eens naar de hele reeks samenstellingen die de Dikke Van Dale als voorbeeld geeft bij het trefwoord gedoe:
campagnegedoe, carnavalsgedoe, computergedoe, dopinggedoe, filmgedoe, groepsgedoe, huwelijksgedoe, incestgedoe, internetgedoe, kerstgedoe, kindergedoe, liefdesgedoe, mannengedoe, mediagedoe, meisjesgedoe, milieugedoe, parkeergedoe, publiciteitsgedoe, relatiegedoe, seksgedoe, sportgedoe, televisiegedoe, theatergedoe, transfergedoe, vergadergedoe, voetbalgedoe, vredesgedoe, vriendjesgedoe, vrouwengedoe
Als je deze lijst zo bekijkt, is het niet vreemd dat gedoe zo vaak wordt gebruikt. Gedoe heb je in alle soorten en maten.
Betekenis en vorm
Wat is er nou zo bijzonder aan het woord gedoe? Wat is het verschil tussen gedoe en andere ‘ge’-woorden? Welnu, wat mij opvalt, is dat bij de andere ‘ge’-woorden die ik hierboven noem, de betekenis van het tweede deel van het woord (de stam: -zeik, -klaag, -jeremieer enzovoorts) blijft behouden. Er is een directe betekenisrelatie tussen bijvoorbeeld zeiken en gezeik, tussen klagen en geklaag, en tussen jeremiëren en gejeremieer. Bij doen en gedoe ligt dat anders: het hele werkwoord doen heeft een neutrale betekenis, terwijl gedoe net als de andere ‘ge’-woorden juist een negatieve lading heeft. Misschien zorgt die combinatie er wel voor dat gedoe zo breed toepasbaar is.
Interessant, of niet? Of zit ik me nou druk te maken om niets? Of, om met Shakespeare te spreken, is dit een gevalletje ‘Veel gedoe om niets’?
Heel leuk Marcel dat je ons even attent maakt op zo’n woord dat je duizend keer gebruikt maar waar je nooit bij stilstaat.
Dag Marcel,
Ik zet een vraagteken bij je uitgangspunt dat het woord ‘gedoe’ een combinatie is van het voorvoegsel ‘ge’ en de stam van het werkwoord ‘doen’.
Kijk eens hier, Maarten: https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M017715&lemmodern=gedoe&domein=0&conc=true (Woordenboek der Nederlandse Taal).
Gedoe
znw. onz.; zonder mv., als allesomvattend collectief. Van het ww. Doen, in den stamvorm, met het voorv. Ge- in den zin van gedurige herhaling (III, 3).
↪1. Doen in den zin van handelen, te werk gaan. Spottende collectieve benaming voor allerlei dingen, die men doet, en welke de spreker niet verder wil aanwijzen, maar minachtend slechts in ‘t algemeen aanduidt; doch inzonderheid, in concrete opvatting, toegepast op allerlei stoffelijke en onstoffelijke zaken te zamen genomen, die iemand moeite, last, kwelling of ergernis veroorzaken; gebrui. In de gemeenzame taal.
Dank Marcel voor je toelichting. Mijn verwarring ontstond toen ik in mijn “Van Dale” onder ‘Gedoe’ ook de navolgende (op zich staande) betekenissen aantrof: Drukte, Opschudding, Bedrijf en Voorwerp dat men niet nader kan of wil omschrijven.