Voor de meeste mensen is taal een vanzelfsprekendheid. Zo vanzelfsprekend dat ze er nauwelijks of niet over nadenken. Dat is zonde, want taal is magnifiek. Ik kan me in ieder geval echt over van alles verwonderen. Dat had ik bijvoorbeeld zaterdag 14 oktober, toen ik op nos.nl een artikel las over het Nederlands voetbalelftal. Vrijdagavond 13 oktober hadden ze van Frankrijk verloren en maandag 16 oktober zouden ze tegen Griekenland moeten spelen. In het artikel stond een alinea die ik met veel belangstelling – en een glimlach – las.
De alinea
Het ging om deze alinea:
“Het duel met de Grieken zal maandagavond gespeeld worden in Athene. Een goed resultaat is daar voor het Nederlands elftal van levensbelang. Bij een nederlaag heeft Griekenland de betere uitgangspositie om zich voor het EK van 2024 in Duitsland te plaatsen.”
De glimlach verscheen bij de laatste zin van dit stukje tekst. Nog specifieker: het ging om “Bij een nederlaag”. Ik bleef even ‘hangen’ en dacht: ‘De nederlaag van wie: Nederland of Griekenland?’ Misschien denk je ‘Wat een onzin. Dat is toch duidelijk.’ Klopt ook. Natuurlijk wist ik als voetbalminnende lezer dat Nederland moest winnen. Maar wat mij intrigeerde, was de vraag: ‘Waarom begrijp ik deze zin eigenlijk?’
Lezen met kennis
Volgens mij zijn er twee verklaringen waarom “bij een nederlaag” niet verwarrend is voor de gemiddelde lezer van het artikel op nos.nl. De eerste is de kennis die je als lezer van de situatie hebt. Waarschijnlijk hebben alleen in voetbal geïnteresseerde lezers het artikel gelezen en zij kenden de stand in de poule waarin Nederland speelt. Ze wisten hoeveel punten Nederland voorafgaand aan de wedstrijd met de Grieken had en wat er moest gebeuren om tweede in de poule te worden, waardoor plaatsing voor het EK is verzekerd. Achtergrondkennis is dus cruciaal voor lezen met begrip: als Nederland op 16 oktober zou verliezen, zou Griekenland betere kansen op plaatsing voor het EK hebben.
Schakels van een tekst
De tweede verklaring heeft te maken met de manier waarop taal werkt. Ik zal het niet al te ingewikkeld maken, maar het draait om het volgende. De zin die voorafgaat aan “Bij een nederlaag” eindigt met “is daar voor het Nederlands elftal van levensbelang”. Goedgeschreven zinnen zijn als schakels in een ‘ketting’ met elkaar verbonden. Zo verwijst het woordje daar terug naar het laatste woord van de vorige zin: Athene. Daar en Athene zijn de schakels tussen de twee zinnen. De schakels tussen de zin met daar en de volgende zin zijn “het Nederlands elftal” en “Bij een nederlaag”. De twee woordgroepen zijn op een logische manier met elkaar verbonden: iets in de tweede helft van de ene zin houdt verband met iets aan het begin van de volgende zin.
Van lezen naar schrijven
Goed lezen stelt dus in feite twee eisen aan een lezer: je moet voldoende inhoudelijke kennis van een onderwerp hebben om te begrijpen wat er staat. Maar je moet ook een gevoel hebben ontwikkeld voor de structuur van tekst. Dat is grotendeels een kwestie van leeservaring, maar er is ook bijvangst. Door over dit soort aspecten van taal na te denken word je ook een betere schrijver. Je kunt je kennis van de structuur van taal namelijk nuttig inzetten voor het schrijven van logisch opgebouwde, heldere teksten. Daarom denk ik graag na over taal.
Ik had hier toch een beetje last van het “dangler effect” (dus dat Griekenland de nederlaag zou lijden) en kwam even tot stilstand. Maar ik volg voetbal niet zo; dat verklaart het misschien.
Ik snap het helemaal, Astrid. 😉
Dag Marcel,
Als het ‘gevoel’ is ontwikkeld en werkzaam, zal bijgevolg de bijdrage van ‘bewuste kennis’ (de bijvangst) beperkt blijven. Of beloont en stimuleert bewuste kennis je taalgevoel??
Bedankt voor je reactie, Maarten. Voor mijn ‘gevoel’ is het een wisselwerking: lezen over kennis van de wereld versterkt het taalgevoel en meer taalgevoel vergroot de behoefte aan en belangstelling voor meer kennis.