De zomertijd is ingegaan. Je hebt het idee dat je een uur is afgenomen, maar dat kan natuurlijk helemaal niet. Niemand kan je een uur afnemen. Uren zijn menselijke verzinsels. De tijd bestaat wel, maar de manier waarop we die indelen, is iets van de mens. Lees het artikel Follow the sun van Wilma de Rek in de Volkskrant van zaterdag 21 maart maar eens. Het geeft een interessante kijk op de tijd en op onze biologische klok. Waar ik het over wil hebben, is de manier waarop wij een bepaald deel van onze tijd benoemen.
Vier dagdelen
Dagen delen we doorgaans in vier stukken in: ochtend, middag, avond en nacht. De ochtend begint om 6:00 uur, de middag om 12:00 uur, de avond om 18:00 uur en de nacht om 0:00 uur. Dat las ik ten minste op internet, want ik wist niet dat de scheiding zo strikt was. Vermoedelijk twijfelt niemand over het startpunt van de middag (12:00 uur) en misschien ook niet over het begin van de nacht, maar wist je dat er ook voor de ochtend en de avond zo’n duidelijk beginpunt is? Heb je op een donkere winterse dag niet het gevoel dat de avond een stuk vroeger begint dan op een zonnige zomerse dag?
Nanacht
We delen onze dagen dus in vier gelijke stukken in: ochtend, middag, avond en nacht. Maar blijkbaar is die vierdeling niet genoeg. Dinsdag 21 maart hoorde ik tijdens het weerbericht van het NOS-journaal dat het nog fijnmaziger kan. Weerman Marco Verhoef sprak in die uitzending over de “nanacht”. Ik weet niet meer wat voor soort weer voor dat deel van de nacht werd aangekondigd, maar dat doet er even niet toe. Het gaat om het woord nanacht. Heb jij het al eens eerder gezien of gehoord? En zo ja, kun jij precies duiden wanneer we over de nanacht spreken? Verhoef heeft het woord niet zelf verzonnen, want het staat keurig in de Dikke Van Dale: ‘het laatste gedeelte van de nacht, begin van de morgenschemering’. En wat blijkt als je verder snuffelt in het woordenboek: er is ook een voornacht (‘eerste uren van de nacht (vóór twee uur ongeveer)’).
Logisch
Ik kan me niet heugen dat ik het woord nanacht eerder gehoord of gezien heb. En voornacht is zeker nieuw voor mij. Toch is het bestaan van beide woorden wel logisch als je bedenkt dat we ook voormiddag (Van Dale: ‘NL vroeg in de middag, van twaalf tot twee’) en namiddag (Van Dale: ‘NL laat in de middag, van vier tot zes’) gebruiken. Wat wel bijzonder is, is dat Van Dale voor voormiddag en namiddag een heel precieze afbakening geeft, maar voor nanacht (‘laatste gedeelte’) en voornacht (‘vóór twee uur ongeveer’) niet. Ook opvallend is dat we voor de eerste paar uren van de ochtend en avond geen aparte woorden hebben. Voorochtend, naochtend, vooravond en na-avond heb ik ten minste nergens kunnen vinden. Als we die delen van de dag moeten benoemen, moeten we een omschrijving gebruiken, zoals de vroege ochtend en laat/later op de avond.
Structuur
Mensen hebben behoefte aan structuur. Dat is een stelling die ik graag uitdraag (mensen die mij kennen, zullen nu glimlachen). Als het over de tijd gaat, is het onderscheid tussen donker en licht voor ons niet voldoende: we moeten dagen en jaren kunnen indelen in grotere en kleinere eenheden. Van seizoenen en maanden tot dagen en seconden. Allemaal in keurig behapbare brokjes waarmee we onze agenda kunnen beheren of die we op een horloge of telefoon kunnen aflezen, zodat we ons leven kunnen plannen en op de agenda’s van andere mensen kunnen afstemmen. Met onze taal geven we structuur aan die behoefte, ook al zijn we niet altijd even precies.
Wat een interessant stuk, Marcel. Ik had ook nog nooit van ‘nanacht’ en ‘voornacht’ gehoord. Ik ben het met je eens dat de mens behoefte heeft aan structuur en dat de taal ons daarbij helpt. Maar wanneer is de mens eigenlijk de tijd gaan benoemen en indelen, en hoe zou het leven zijn geweest voordat zo was? Food for thought!