Deficietdenken

Volgens het CBS spreekt 25% van de Nederlandse bevolking thuis meestal een andere taal dan het Nederlands. Dat hoorde ik afgelopen vrijdag in Nijmegen, bij een bijeenkomst van Drongo (“hét online platform over taal en meertaligheid”). Ik hoorde ook nog een woord dat ik niet kende: deficietdenken.

Meertaligheid
Het thema van de Drongomiddag was ‘meertaligheid’ en de centrale vraag was: hoe gaan we daarmee om? Het begrip deficietdenken kwam uit de mond van Orhan Agirdag, hoogleraar aan de KU Leuven en de Universiteit van Amsterdam. Deficietdenken is iets wat met name in het onderwijs veel voorkomt en is een vooroordeel over iemands leerprestaties. Het vooroordeel is: “leerlingen die ook een andere taal dan het Nederlands spreken, hebben waarschijnlijk lagere leerprestaties.” Pure discriminatie met mogelijk vergaande gevolgen voor de toekomst van meertalige kinderen.

Taalbewustzijn
Toevallig kwam ik zaterdag een artikel op internet tegen met de fascinerende titel “10 benefits of bilingualism, according to science” en ondertitel “Learning another language might make you richer, sexier and smarter. Why not try it?” Uit might kun je opmaken dat hier de nodige slagen om de arm worden gehouden, maar de strekking van het verhaal is wel dat beheersing van een andere taal eerder voordelen dan nadelen oplevert. Daarom is het ook zo vreemd dat meertaligheid niet wordt omarmd in het onderwijs. Niet dat elke leerling in het basis- of voortgezet onderwijs plotseling bijvoorbeeld Arabisch, Turks of Oekraïens moet gaan leren. Dat kan natuurlijk niet. Daar is simpelweg geen tijd voor. En welke talen zou je dan moeten aanbieden? Maar het zou wel goed zijn om eens te beginnen met meer aandacht voor taalbewustzijn. Dat kinderen begrijpen dat er andere talen worden gesproken, dat je allerlei voordelen hebt als je een andere taal spreekt, dat veel talen met elkaar verwant zijn en dat het Nederlands ook allerlei woorden uit andere talen heeft.

Dr. Adriaan van Dis
De slotspreker tijdens de Drongomiddag was Adriaan van Dis. Hij ontving vorige week een eredoctoraat van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Heel eerlijk en heel helder vertelde hij hoe hij als kind met het Nederlands en met zijn dyslexie worstelde. Ja, Adriaan van Dis heeft met zijn taal geworsteld: “Taal zou nog lang een struikelblok voor mij blijven”. Maar door het half-Nederlands en half-Maleis dat hij thuis hoorde, door het West-Fries dat hij om zich heen hoorde (en graag sprak), door het Afrikaans dat hij studeerde en door de verhalen die zijn vader vertelde, werd hij zich nog bewuster van de kracht van taal. En kijk eens hoe prachtig hij nu schrijft en spreekt. Hoe kan dat? “Om het op school enigszins te redden, leerde ik domweg duizenden zinnen uit mijn hoofd. Een gewoonte die een tweede natuur is geworden. Zo heb ik mijn talen geleerd. Door mensen na te praten.”

Van deficiet naar voordeel
Van Dis zei ook: “Zoals vreemde kruiden een keuken meer pit geven, zo kan ook het Nederlands een andere smaak krijgen door de stroom van nieuwe sprekers die de laatste decennia het taaldomein hebben betreden, sprekers bij wie nog een andere vreemde taal achter de huig hangt.” Als je een of meer andere talen spreekt, kun je dus niet spreken van een deficiet, maar van een voordeel. Heel veel voordelen zelfs, volgens het artikel dat ik hierboven noem. Het deficiet zit in onze hoofden. In onze vooroordelen. Laten we die eerst maar eens aan de kant zetten.

Citaten van Adriaan van Dis komen uit het februarinummer (2022) van het tijdschrift de lage landen. Daarin is de volledige tekst van de lezing opgenomen.

2 reacties op Deficietdenken

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *