Jaartaal. De debuutwoorden van 1994. Dat is de titel van een boekje dat ik onlangs tegenkwam in onze berging bij het opruimen voor onze verhuizing. Sommige dozen die jarenlang ongeopend waren gebleven, blijken interessant materiaal te bevatten. Dit boekje bijvoorbeeld. Het is een alfabetische lijst van woorden die volgens samensteller Frans van Lier voor het eerst in 1994 zijn gebruikt. Bij elk woord geeft hij tekst en uitleg, plus een bronvermelding.
Nieuw
Het eerste wat opvalt, is dat veel nieuwe woorden uit 1994 samenstellingen en combinaties van bestaande woorddelen zijn (zie ook mijn blog van vorige week). Een paar voorbeelden: Archeotolk, behaagwraak, beschavingsloon, condoomvader, digimercial, infocratie, infotelcel, krasbalie, lustcamper, omniped, pulpbaan, taalkomeet, videofax, vut-moeder en yuppenhulp. Weet u wat deze woorden betekenen? Zo nee, dan zult u de betekenis moeten opzoeken op internet. In de Dikke Van Dale staan ze namelijk niet.
Vluchtig
En daarmee zijn we meteen bij het tweede kenmerk van deze ‘jaarwoorden’: ze zijn vluchtig. Ze passen in het nieuws van het jaar 1994, maar zodra dat nieuws vervaagt, verdwijnen ook de woorden uit het dagelijkse verkeer. Ze bestaan omdat ze ergens gedrukt staan, in dit geval in een boekje. Een boekje dat overigens niet meer te koop is. Maar eigenlijk bestaan ze ook weer niet. Niemand gebruikt ze nog. Bijvoorbeeld omdat het ‘concept’ is achterhaald, zoals vut-moeder (de vut was een vervroegd pensioen dat niet meer bestaat) en videofax (wie gebruikt er nog een fax?).
Blijvertjes
Maar in het boekje staan ook een paar blijvertjes, zoals afroepauto, chipknip, deelauto, condoomschaats, hangjongeren, inkijkoperatie, interliner, kliklijn, statushouder en zorgmijder. Deze woorden staan wél in de Dikke Van Dale en hebben daarmee automatisch een langere levensduur gekregen.
Opvallend
Twee woorden vielen me nog op in de verzameling. Ten eerste studiehuis. Het studiehuis bestaat al een tijd niet meer, maar staat wel in Van Dale. Blijkbaar heeft het begrip voldoende historische waarde voor opname in het woordenboek. Het andere woord is alarmmat. Dat staat niet in Van Dale, maar bestaat zeker nog wel.
Conclusie
Wat kunnen we hieruit concluderen?
- Het is heerlijk om oude woordverzamelingen te bekijken, zeker voor nostalgisch ingestelde taalliefhebbers.
- Onze taal wordt voortdurend verrijkt met nieuwe woorden – vooral samenstellingen – die aansluiten bij trends en ontwikkelingen.
- Veel nieuwe woorden zijn tijdgebonden en hebben daardoor een vluchtig karakter.
- Niet alle woorden staan in een woordenboek.
- Opruimen voor een verhuizing is nuttig.
Onderzoeksvraagje: zijn er ook niet-samengestelde woorden onder de blijvertjes? En zouden niet-samengestelde woorden meer kans hebben op een langer leven? Ik wacht de bevindingen in spanning af…
Bedankt voor je reactie, Tony. In het boekje staan drie niet-samengestelde zelfstandig naamwoorden die de tand des tijds niet hebben doorstaan en niet in Van Dale zijn opgenomen: “bojo” (‘boze jongere’), “litrak” (‘achtergrondtekst’) en “nat” (‘homoseksueel’). “Macha” (‘jonge vrouw, niet feministisch, wel geëmancipeerd’) staat wel in Van Dale. Op basis van deze woorden kunnen we dus niet zeggen dat niet-samengestelde zelfstandig naamwoorden een grotere kans op overleving hebben. Opvallend verder is dat er in 1994 weinig nieuwe werkwoorden bij zijn gekomen. Het enige nieuwe werkwoord is “chippen”. En dat is goed ingeburgerd.
En weer uitgeburgerd (verdrongen door ‘pinnen’, denk ik)…
Jammer! There goes my theory…. 🙂
Jammer van die theorie inderdaad. Maar je hebt wel gelijk dat “pinnen” het nieuwe “chippen” is.
Pingback: Hoe verandert onze taal? | Taalpraat