Inslijpen of inslijten?

Zoals u wellicht weet, ben ik onder andere actief in de onderwijswereld. In de gesprekken die ik voer, gaat het vaak over het oefenen van vaardigheden, grammatica en vocabulaire. Wat mij daarbij opvalt, is dat de ene gesprekspartner het dan over inslijpen heeft en de ander over inslijten. Hoe zit dat?

Van Dale
Eerst de Dikke Van Dale er maar eens bij pakken. Bij inslijpen staat:

(1) door slijpen aanbrengen op of in …
(2) (fig) inprenten
(3) op de juiste maat, passend slijpen.

Bij inslijten staan de volgende definities:

(1) door slijten ontstaan in …
(2) door slijten holten enz. in zich krijgen.

In de context die ik hierboven beschrijf, zou volgens de betekenissen in Van Dale  alleen inslijpen mogelijk zijn. Het gaat in de onderwijscontext immers om de figuurlijke betekenis van dit werkwoord: ‘inprenten’.

Recent
Ik heb zo’n idee dat het figuurlijke gebruik van inslijpen redelijk recent is. In het lemma voor inslijpen in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) wordt het namelijk niet vermeld. Ik moet er wel meteen bij vermelden dat het lemma in het WNT van 1910 is.

Hypothese
Is het niet curieus dat veel mensen niet inslijpen maar inslijten zeggen? En waar komt dat toch vandaan? Dit is mijn hypothese: de figuurlijke betekenis van inslijpen is relatief jong en wellicht nog onvoldoende ingeburgerd (zeg maar: ingeslepen) in het Nederlands. Daar komt bij dat inslijpen misschien een negatieve bijklank heeft, waardoor de juistheid van het gebruik van het werkwoord in twijfel wordt getrokken. Door die twijfel vindt er hypercorrectie plaats en is er verwarring met een woord dat in feite een nog negatievere bijklank heeft: inslijten (‘slijtage’, ‘minder van kwaliteit’). Die negatieve connotatie vind je overigens ook terug in bijvoorbeeld een ingesleten gewoonte of een ingesleten patroon.

Jammer
Misschien heb ik het helemaal verkeerd, maar ik vind het wel jammer dat zoiets moois als het inprenten van nieuwe kennis en vaardigheden met een woord als inslijten in verband wordt gebracht. Dus laten we inslijten wegslijpen en inslijpen inslijpen.

8 reacties op Inslijpen of inslijten?

  1. Hetty Hurkmans zegt

    Interessant. Wat bij mij opkomt is dat ‘inslijpen’ (heeft het ook weer iets met overgankelijk en niet overgankelijk te maken) een actief onderwerp heeft, terwijl inslijten onovergankelijk (?) is? Je kunt daar zelf niets aan doen. Het gebeurt gewoon…..

  2. Marcel Lemmens zegt

    Dat onderscheid tussen ‘overgankelijk’ (inslijpen) en ‘onovergankelijk’ (inslijten) is er inderdaad, Hetty. Maar eigenlijk maakt dat de keuze voor ‘inslijten’ als vervanger voor ‘inslijpen’ nóg verrassender.

  3. Jan Klerkx zegt

    Ook merkwaardig dat de DvD het woord inslijten niet in deze betekenis noemt, maar wel het voltooid deelwoord ingesleten.

  4. Astrid den Besten zegt

    Volgens mij zeg ik ook ‘inslijten’, maar je vraag voelt een beetje als een vraag uit een persoonlijkheidstest: je weet nooit zeker of wel het goede antwoord wordt gegeven.
    Mensen lijken door te formuleren op de ‘ingesleten gewoonte’ en het ‘ingesleten patroon’; misschien komt het daar vandaan, een soort ‘back formation’?

  5. annelies steenbrink zegt

    Eens met Hetty: iets (leerstof, een gewoonte) moet “inslijten” of “ingeslepen worden”, naar mijn gevoel. Inslijpen heeft voor mij een actieve(re) betekenis. Als je iets maar vaak genoeg hoort of doet, slijt het er vanzelf in, dat lijkt mij passiever
    ..

  6. Pingback: Enzovoorts en meer | Taalpraat

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *