“Chinees zwerkpaleis valt binnenkort uit de hemel”. Dat stond 29 maart in de Volkskrant. Schrijver Bard van de Weijer begint zijn artikel als volgt: “Ook luchtkastelen kunnen te pletter slaan: komend weekend valt het Hemels Paleis uit het zwerk, China’s eerste bemande ruimtestation dat sinds 2011 in een baan om de aarde draait.” Het zwerk. Wat betekent dit woord? Wie gebruikt het nog? En waarom heeft Van de Weijer het vermoedelijk gebruikt?
Zwerk
Volgens de Dikke Van Dale heeft zwerk twee betekenissen: (1) geheel van de aan de hemel drijvende wolken en (2) hemel, hemelgewelf. In het Volkskrantartikel gaat om de tweede betekenis. Wat Van Dale overigens niet duidelijk vermeldt, is dat je eigenlijk altijd over het zwerk praat, met lidwoord dus. Gemiste kans, zou ik zeggen. Maar wie gebruikt er tegenwoordig het zwerk voor verwijzing naar de ruimte boven en rondom de aarde? En klopt de verwijzing wel? In het krantenartikel gaat het om een ruimtestation en de vraag is of je de ruimte tot het zwerk kunt rekenen. Strekt het zwerk zo ver? Ik weet het niet.
Literair
Wat Van Dale wel vermeldt, is dat zwerk tot de ‘literaire taal’ hoort. Aha. Bard van de Weijer heeft blijkbaar een mooi, literair klinkend woord willen gebruiken. Met de keuze van het zwerk heeft hij waarschijnlijk heel bewust een stilistische keuze gemaakt. Dat is uiteraard zijn goed recht. Het is ook gewoon een heel mooi woord. Mooie woorden als zwerk blijven hierdoor behouden, maar is het een slimme keuze?
Context
Ja, toch wel. Van de Weijer heeft het gebruik van zwerk in een rijke context ingebed. De eerste zin maakt meteen duidelijk waar zwerkpaleis en zwerk naar verwijzen. Er is een duidelijk verband met de naam Hemels Paleis en ruimtestation, en dus met de ruimte. Dus: goed gedaan, Bard. Eerste prijs voor het behoud van mooie woorden.
Helemaal mee eens. Zwerk is een prachtig woord, dat het verdient om vaker te worden gebruikt.
Dankjewel! Etymologen geven aan dat zwerk komt van Oudsaksisch swerkan = ‘donker worden’ (www.etymologiebank.nl/trefwoord/zwerk). Volksetymologen zouden nog anachronistisch kunnen vermoeden dat het een verkorte, samengetrokken vorm van ‘zwartwerk’ (te vinden op http://anw.inl.nl) is. Het ‘zwelwerk’ als onderdeel van een kerkorgel komt daarvoor in elk geval niet in aanmerking.
PS Mijn reactie is ingegeven door mijn waarneming van de morfeemstructuur ‘twee medeklinkers, een klinker, twee medeklinkers’. Daar is vaak morfologisch iets mee aan de hand.
Ik moest meteen aan Harry Potter denken: zwerkbal zijnde de Nederlandse vertaling van ‘Quidditch’, “een sport voor tovenaars uit de Harry Potterboeken van Joanne Rowling. In de wereld van Harry Potter is de status van de Zwerkbal te vergelijken met die van het voetbal: veel mensen praten erover mee en zijn zeer enthousiast als er een groot toernooi wordt gespeeld. Ook heeft iedere heks of tovenaar wel een favoriet Zwerkbalteam. Het idee van Zwerkbal lijkt te zijn gebaseerd op het non-fictieve horseball.” (Wikipedia) Ben (helaas of gelukkig, net hoe je het bekijkt) geen HP-fan, maar veel jongere lezers zullen het ongetwijfeld herkennen!
Mijn gedachten gaan meteen uit naar heer Bommel. Die ken ik niet echt goed, maar het past meen ik wel in zijn woordgebruik. Mooi!
Ook veel rijm en beginrijm met “zwerk” in oudere Bijbelvertalingen te vinden, zoals “de zon en het zwerk werden verduisterd” en “De held’re lucht en ‘t zwerk, verkondigen Zijn werk”