Wat is het verschil tussen boodschappen doen, winkelen en shoppen? Wat zeggen uw intuïties over de betekenis en het gebruik van deze woorden? En wat vinden we hierover in de Dikke Van Dale? Het verschil wordt misschien niet helemaal duidelijk weergegeven in de naslagwerken, maar het laat wel zien dat taal altijd efficiënt is.
Boodschappen doen
Eerst deze maar, omdat die het makkelijkst is. Welk beeld hebt u bij boodschappen doen (of: een boodschap doen)? De Dikke Van Dale geeft voor deze woordcombinatie een heldere, eenduidige betekenis: ‘naar verschillende winkels gaan om te kopen of te bestellen’. Dit staat onder boodschap: ‘artikel dat men voor het huishouden koopt’ en deze betekenis komt helemaal overeen met mijn intuïtie. Boodschappen doen betekent dat je op pad gaat om levensmiddelen en dergelijke te kopen. Mee eens?
Winkelen
Bij winkelen wordt het al iets ingewikkelder. In Van Dale staat: ‘(1) winkels bezoeken, boodschappen doen [is niet hetzelfde als] shoppen (1)’. Volgens deze definitie zijn boodschappen doen en winkelen hetzelfde en is shoppen net even iets anders (er staat een dubbel golfje voor shoppen). De verwijzing naar shoppen staat trouwens pas sinds kort in het woordenboek. Maar daarover zo meteen meer. Deze verwarrende opeenhoping van alternatieven strookt niet met mijn taalgevoel. Als ik ga winkelen, ga ik niet op zoek naar paprika’s of uien, maar naar jeans, T-shirts of andere niet-levensmiddelen.
Shoppen
Van Dale verwijst bij winkelen naar shoppen omdat de twee werkwoorden een betekenisovereenkomst hebben, maar gezien het dubbele golfje voor shoppen bij winkelen is er ook een verschil. Wat is dat verschil dan? Even kijken bij shoppen. Dit is de betekenis die Van Dale geeft: ‘winkelen’. Nou, daar schieten we dus helemaal niets mee op en het laat zien dat onze nationale taalautoriteit ook niet altijd hulp biedt. Dan maar naar ons eigen taalgevoel. Mijn intuïtie zegt dit: shoppen is meer voor de fun. Shoppen doe je met vrienden en vriendinnen en niet per se met een gericht koopdoel (funshoppen = ‘recreatief winkelen’); winkelen doe je min of meer verplicht met je partner of ouders. Zoiets.
Verschil
Dit voorbeeld laat zien dat taal zelfregulerend en efficiënt is. Er zijn niet zo maar verschillende woorden voor een en hetzelfde begrip. Als er meer woorden zijn, dan zijn er, of dan ontstaan er, betekenis- of gebruiksverschillen, waardoor de taal steeds fijnmaziger wordt. Dankzij de democratische inbreng van alle taalgebruikers.
Engels
“Ho, ho”, zegt u misschien. “Shoppen is gewoon zo’n verschrikkelijk Engels woord dat onze taal verloedert.” Fijn dat u dit zegt en ik had de reactie verwacht, dus ik ben meteen in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) gedoken. Daar staat bij shoppen het volgende:
Woordsoort: ww. (intr.,zw.)
Modern lemma: shoppen
onz. zw. ww. Uit eng. shop (1548 in andere bet., 1764 in de hier geldende bet.).
Winkelen.
De dames shoppen, nemen een appératif of een andere consumptie in een lunchroom, in N.Tg. 39, 148 [Batavia, c. 1925].
Ik sjopte die middag met de oude Gravin, v. Eyk, Kl. Par. 128 [1932].
Blijkbaar wordt shoppen dus al sinds 1764 in het Nederlands gebruikt, in de betekenis ‘winkelen’. Het is dus helemaal niet zo recent als u misschien zou denken.
Nog meer?
Ik zou nog wel even kunnen doorgaan over het gebruik van het werkwoord shop in het Engels (kan ook ‘boodschappen doen’ betekenen). En ook nog iets over alternatieven voor het begrip ‘winkelen’, zoals de stad in gaan en naar de supermarkt/Albert Heijn/Jumbo gaan, maar dat doe ik toch maar niet. Ach, nu heb ik het toch gedaan. Leuk, hè? Taal.
Mee eens, shoppen heeft ook voor mij de betekenis van “zomaar wat rondkijken in winkels”, in tegenstelling tot het Engelse “do the shopping” wat wel met boodschappen doen te maken heeft. Rondshoppen heeft ook de betekenis van “kijken wat iets elders kost” en dat kan ook voor hotelkamers of vakanties zijn, niet fysiek dus. Leuk, taal!
Voeg het woord ‘gezellig’ eraan toe en het verschil is meteen duidelijk! Het ene kan wel, maar het andere niet. Overigens is ‘shoppen’ niet een woord dat ik zelf (als Engelsman van boven de 60) in het Nederlands zou gebruiken….
Boodschappen doen staat voor mij uitsluitend voor het halen van de dagelijkse dingen/eerste levensbehoeften (eten en drinken e.d.).
Winkelen en shoppen is voor mij hetzelfde: naar de winkels gaan om (andere) benodigdheden te kopen. Ik betrap mezelf erop dat ik eigenlijk altijd ‘shoppen’ zeg de laatste jaren i.p.v. ‘winkelen’ – scheelt toch een lettergreep elke keer …
Inmiddels zie ook steeds vaker dat shoppen als transitief (overgankelijk) werkwoord wordt gebruikt. Een werkwoord met een lijdend voorwerp dus. Ik zag bij voorbeeld op de website van tele2 “Shop jouw 4G-ready toestel” Ik vind dit gebruik van het woord “shoppen” erg lelijk. Dit nog afgezien van het nogal schreeuwerige “jouw” waar het veel beter was geweest om “je” te gebruiken