Hij, zij en het

Jenny audringAfgelopen zaterdag hoorden we in EenVandaag iemand een paar keer de (Engelse) pond in plaats van het pond zeggen. Soms kun je zowel de als het gebruiken, zoals de matras en het matras. Maar verder? Moedertaalsprekers Nederlands hebben bijna nooit problemen met het grammaticaal geslacht van zelfstandig naamwoorden. Toch gaat het op een of andere manier wel geregeld mis. Nou ja, mis?

Foute taal?
Problemen met het grammaticaal geslacht vormden het centrale onderwerp van een presentatie van taalwetenschapper Jenny Audring tijdens het symposium Goede redenen voor foute taal: Een open symposium over taalregels in het brein en in de maatschappij op 24 februari in Leiden. De titel van de presentatie was ‘Het onleerbare geslacht’, maar het ging eigenlijk niet zo zeer over de onleerbaarheid van het geslacht als wel over het bijzondere gebruik van woorden die naar het geslacht verwijzen.

Hij, hem en ‘m
“Ik heb ‘m uit, dus hij staat in de minibieb. En hij is leuk!” Dat schrijft ene Antoinette op Facebook over het boek Pogingen van het leven iets te maken. Er staan twee reacties bij (en let niet op de tikfouten): “Staat die er nog ann???” en “Ik heb dat boek zus mocht hem lezen van je maar nog niet begonnen dus je kan hem weer mee terug nemen”. Valt u iets op? Juist ja: ‘m, hij, die en hem verwijzen naar een het-woord (het boek).

Hij of zij
En dan hebben we het nog niet over hij of zij gehad. “Ik haat vreugde, ik haat de regering en zijn keuzes. Ik haat de samenzwering de overheid en zijn leugens.” Dit vonden we op een website met songteksten. Regering en overheid zijn vrouwelijke woorden maar veel Nederlanders weten dat niet. Ze kennen het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk niet. De keuze bij verwijzingen valt dan snel op hij in plaats van zij. En soms maken we het nog bonter en steekt het hypercorrectiemonster zijn kop op. Dan kiezen we zij of haar voor verwijzing naar het-woorden zoals kabinet, zoals in: “In het actieplan open overheid staan de ambities en concrete acties van het kabinet en haar partners beschreven als het gaat om het invulling geven aan een open overheid.” We vinden het moeilijk. “Alleen de griffier van de Tweede Kamer weet hoe het moet”, zei Audring.

Zelforganisatie
Audring gaf veel verschillende voorbeelden van gelijke strekking en daaruit bleek dat wij taalgebruikers met name in onze gesproken taal helemaal geen moeite hebben met dit soort verwijzingen. Het is ‘fout’, maar ach. Een kniesoor die daarop let. Jenny Audring vond nog iets anders wat heel interessant is. Kijk eens mee naar het volgende voorbeeld: “Je hebt veel kleding in de kast, maar voordat je het weet, is het uit de mode.” Wat hier opvalt, is dat het tweede het naar het de-woord kleding verwijst. Uit onderzoek blijkt dat we bij niet-telbare stofnamen zoals kleding zonder problemen het als verwijswoord gebruiken. En dat kan dus ook alleen bij dit type woorden. Mooi, of niet? “Knap staaltje zelforganisatie van taal”, aldus Jenny Audring.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *