“Hoe ik thuis de voordeligste energie kan krijgen? Geen flauw benul.” Dat zijn de laatste woorden van Erwin Kroll in een reclameboodschap van het Energiecollectief van de Consumentenbond. Daar wringt iets.
Wat je verwacht
Vergelijk het gebruik van geen flauw benul maar eens met het gebruik van dezelfde uitdrukking in de volgende zin uit een blog op LinkedIn: “Hoe schrijf je een moderne, zakelijke e-mail met een ‘gepaste’ afstand tussen lezer en schrijver? Ik merk dat de meeste schrijvers geen flauw benul hebben.” En lees ook eens wat er in de Dikke Van Dale bij benul staat:
besef, begrip: ergens geen (flauw) benul van hebben er niet van begrijpen, er niet over kunnen oordelen
Wat opvalt, is dat Erwin Kroll geen vorm van hebben gebruikt. En dat is toch echt wat je bij geen flauw benul verwacht. Dat blijkt ook uit het voorbeeld in de Dikke Van Dale, dat opvallend compleet is.
Wat Kroll zegt
Misschien gebruikt Kroll een elliptisch zinnetje en kun je als luisteraar zelf het werkwoord hebben erbij denken. Dat kan. Misschien verhaspelt Kroll twee uitdrukkingen: geen flauw benul en geen flauw idee. Dat kan ook. Maar hij zegt: “Geen flauw benul”. En ik vind dat gek. Maar waarom? Nou, daar heb ik net een heel interessant Engelstalig boek over gelezen. Het heet Lexical Priming en is geschreven door de Britse taalkundige Michael Hoey. Hij laat op overtuigende wijze zien dat wij als taalgebruikers onbewust woorden met elkaar combineren en op bepaalde plaatsen in een zin zetten.
Lexical priming
Michael Hoey toont aan dat de structuur van het Engels niet uitsluitend op basis van grammatica kan worden verklaard, maar ook op basis van de woorden die we gebruiken. Voor hem is het onze woordkeuze – of liever: de combinaties van woorden – die verklaart hoe we onze zinnen structureren. We zijn als taalgebruikers ge-primed om bepaalde woorden (lexis) in bepaalde structuren te zetten.
Benul
Als we in het Nederlands bijvoorbeeld kiezen voor benul, gebruiken we er in de meeste gevallen automatisch geen (altijd negatief georiënteerd dus), flauw en een vorm van hebben bij. Dat is het lexicale deel. Tegelijkertijd bepaalt de woordkeuze dat we geen flauw benul hebben vooral gebruiken na een onderwerp en dat de uitdrukking vaak wordt gevolgd door een voorzetselbepaling beginnend met van. Het is een structuur die als brok in ons hoofd zit en die we doorgaans op een specifieke plaats in een zin gebruiken. Ik schrijf overigens ‘vooral’, ‘in de meeste gevallen’ en ‘vaak’, omdat Hoey laat zien dat het geen harde regels zijn, maar eerder waarschijnlijkheden. In zijn boek gebruikt hij veel databasegegevens en percentages.
Ik kan in deze korte blog niet de hele theorie van Hoey uit de doeken doen, maar als u in taalkunde geïnteresseerd bent, is Lexical Priming zeker ook voor u interessant leesvoer. En als u er verder geen flauw benul van wilt hebben, is het ook goed.