‘Ik weet nog goed dat ik op een terras aan de Boulevard de Sébastopol zat met een roman en een espresso. Toen ik terugkwam na mijn college was het hele café weggevaagd door een bom. Toen kwam de terreur erg dichtbij’, aldus schrijver Jan Siebelink in de Volkskrant afgelopen vrijdag. Dat was in de jaren zestig in Parijs. Ook toen kwam het allemaal heel dichtbij.
De Speld
De Speld schreef vorig jaar al over het gevaar: ‘Onderzoek: het komt nu allemaal wel heel dichtbij … “Een groot deel van de respondenten ervaart een toename van toestanden op de middellange afstand, terwijl diezelfde toestanden een paar jaar terug nog ver weg waren. Je ziet een verschuiving van ‘het allemaal’ van ver weg, naar dichterbij, naar dichtbij, naar heel dichtbij. Ja, dan komt het allemaal wel heel dichtbij.”’
Cliché
‘Dan komt het allemaal heel dichtbij.’ Het is een cliché geworden. En heel kenmerkend voor de houding in het Westen. Aanslagen in Afghanistan, Irak en Syrië zijn lekker ver weg. Het zijn slechts korte vermeldingen in het NOS Journaal, op de radio of in de krant. Maar als je zelf goed moet gaan opletten of er niet ergens verdachte pakketjes liggen, als de aanslagen bij wijze van spreken om de hoek gebeuren, dan komt het natuurlijk allemaal heel dichtbij. Dan komen er remsporen in de onderbroek. In alle kleuren.
Zorgen
‘Het komt allemaal heel dichtbij.’ Het is een uitdrukking die bij ons past. We zijn allemaal vooral heel druk met onszelf bezig. En iedereen wil ‘het allemaal’ ook graag op de eigen situatie betrekken. Maar het moet toch echt niet nog dichterbij komen.