“Het Rusland dat zeven jaar geleden de Winterspelen kreeg toegewezen, was een hoopvoller land.” Hoopvol. Daar wil ik het met u over hebben.
Succesvol
Zo’n 20 jaar geleden schreef ik in mijn boekje Tot straks, na de reclame! al over de kracht van het productieve achtervoegsel -vol. Dat achtervoegsel is zo succesvol (geintje) dat het alternatieve woorden lijkt te verdringen. Twee voorbeelden zijn succesvol en talentvol. Wie gebruikt er tegenwoordig nog geslaagd en getalenteerd?
Meer voorbeelden
En wat vindt u van de volgende voorbeelden?
- Leeuwardens wijkplan meest kansvol
- Een beloftevol debuut
- Dick Swaab heeft een fantasievol brein.
- Het was gevaarvol, het was risicovol, maar het móest gebeuren.
Niet kansrijk, maar kansvol. Niet veelbelovend, maar beloftevol. Niet fantasierijk, maar fantasievol. Niet gevaarlijk en riskant, maar gevaarvol en risicovol. En er zijn nog veel meer voorbeelden te vinden: -vol is een machtig en buitengewoon handig achtervoegsel.
Nuttig?
Is -vol ook nuttig? Jazeker. Het achtervoegsel maakt het leven van de taalgebruiker een stuk eenvoudiger en systematischer. Bovendien lijken woorden als risicovol en succesvol in een behoefte te voorzien. Bij een risicovolle onderneming heb je een ander gevoel dan bij een riskante onderneming. En als je spreekt over een succesvolle onderneming ben je misschien meer toekomstgericht dan wanneer je over een geslaagde onderneming spreekt.
Van Dale
Terug naar hoopvol. In de twaalfde druk van de Dikke Van Dale stond nog het volgende: “hoopvol, bnw. Eng hopeful; verg. ook nhd. hoffnungsvoll”. In de nieuwste uitgave van het woordenboek staat niets meer over de buitenlandse wortels van het woord:
- van hoop vervuld of daaraan uiting gevend: hoopvolle blikken, brieven
- goede verwachting gevend, synoniem veelbelovend: een hoopvolle opbloei, hij is nog op een hoopvolle leeftijd
De betekenis van hoopvol aan het begin van dit stukje sluit keurig aan bij de eerste betekenis. Hoopvol is, net als onder andere succesvol en risicovol, volledig ingeburgerd.
Opvallend
Er zijn drie dingen die opvallen. Ten eerste is het interessant dat het synoniem van de tweede betekenis in Van Dale veelbelovend is, en niet beloftevol. Ten tweede is het opvallend dat Van Dale het woord hoopgevend niet als synoniem geeft voor hoopvol in de tweede betekenis. Dat zou je wel verwachten. Ten derde: hoopvol in de eerste betekenis voorziet in een behoefte. Er was nog geen ander Nederlands woord dat zo compact die betekenis weergeeft. Daarom is het wellicht ook overgenomen uit het Duits of Engels. Of is het misschien gewoon het logisch gevolg van het buitengewoon productieve woordvormingsproces met -vol?
Ambitievol?
Hoopvol laat zien dat het achtervoegsel -vol zijn opmars voortzet en nuttige woorden oplevert. Ik ben benieuwd of we op termijn bijvoorbeeld ook ambitievol of ideeënvol gebruiken. Gewoon omdat -vol zo lekker handig is.
Vanochtend in de Volkskrant, boven het postuum van Ernst Bakker: “Humorvolle campagneleider speelde sleutelrol bij electoraal succes van D66”. Is er een verschil tussen ‘humorvol’ en ‘humoristisch’?
Ja-ha, het is 3 leestekens korter! De ruimtebeperking van de krantenkop is ook een stuwende kracht achter taalinnovatie…..
Duidt men met het gebruik van “vol” niet vooral aan dat het maximum bereikt is rond succes, fantasie, humor, e.d.? En bezigen we tegenwoordig niet al heel snel ook andere erg “maximale” uitdrukkingen, zoals ook b.v. intens, extreem, optimaal, chaos, e.d.?
Wat vinden jullie daarvan?